Artificiële intelligentie: reactief of proactief?

  Men kan niet genoeg de woorden herhalen die Sergey Brin uitsprak in Davos, in januari dit jaar. Toen de medeoprichter van Google aan de hele wereld verklaarde dat hij artificiële intelligentie (AI) niet had zien aankomen, dat hij de grenzen ervan niet kent en dat dit ongelooflijke mogelijkheden biedt, luisteren we eerbiedig. Wanneer hij bovendien bevestigt dat het onmogelijk is om exact te zeggen waar AI ons zal brengen, dan is een ernstige waarschuwing voor de futurologie op zijn plaats. En de dringende noodzaak om het onzekere te reguleren.

post-image-3

 

Het is haast onmogelijk de verklaring van Sergey Brin niet in verband te brengen met wat Elon Musk deze zomer zei voor een publiek van Amerikaanse beslissingnemers. Het invloedrijke boegbeeld van Silicon Valley werpt zich op als heraut van toekomstige tijden: als wij technologische innovaties achteraf blijven reguleren, dan zou artificiële intelligentie de mensheid met uitsterven kunnen bedreigen. Paranoïde of visionair? Misschien een beetje van beiden.

De realiteit is als volgt: niemand kent "het punt dat de machines nooit zullen overschrijden", zo stelt Jean-Gabriel Ganascia, een befaamd artificial intelligence onderzoeker. Met betrekking tot de vrees die Elon Musk, Stephen Hawking en consoorten uitgesproken hebben, voegt hij eraan toe: "Als ze eerlijk zijn, dan kunnen de wetenschappers niets antwoorden, want er bestaat geen enkel tastbaar argument dat deze vrees legitimeert, er bestaan ook niets dat het toepassingsveld definitief kan omschrijven".

Ondanks deze tegenkanting, met Mark Zuckerberg voorop, hamert Elons Musk erop: het is nodig dat de wetgever proactief handelt op vlak van AI. Waarom? Omdat de snelheid van de technologische innovatie ons vermogen om de effecten ervan te absorberen overstijgt.

Eric Beinhocker van de Oxford University onderscheidt de technologische innovatie van de sociale innovatie. Waarbij de eerste tot de tweede leidt. Wat deze professor benadrukt, is dat dat wetenschappelijke en technologische vooruitgang exponentieel blijkt, terwijl het aanpassingsproces van de maatschappij aan de nieuwe omgeving die eruit voortvloeit, traag en complex is. Om deze asymmetrie te corrigeren stelt Eric Beinhocker voor dat wij ons aanpassingsvermogen aanpassen. Met andere woorden, dat wij ons sneller aanpassen. Dat is wat Elon Musk bepleit op vlak van AI: sneller, dat betekent onder andere proactief handelen, een raamwerk maken rond het onbekende, het onbestaande.

De wetgever heeft de gewoonte om reactief te werken op juridische (dus sociale) dilemma`s die ontstaan zijn uit bepaalde en beproefde situaties. Is er dan, gezien het onvoorzienbare karakter van de gevolgen die kunnen voortvloeien uit de snelle vooruitgang bij artificiële intelligentie, geen nieuw bijkomende kader nodig met proactieve regulering? Is het niet nodig om op voorhand een wetgevend kader te creëren rond juridische dilemma`s die eigen zijn aan deze context, en die weliswaar nog niet bestaan,  maar wel te voorzien zijn?

Estland, bekend omwille van zijn digitale avant-gardisme, beweegt zich in die richting. Bij monde van Marten Kaevats, zijn National Digital Advisor, kondigt het land aan dat het het voortouw neemt. Estland kiest voor een proactieve benadering, waarbij het een wetgevend model wil ontwikkelen specifiek voor de AI. Met als doel de gebeurtenissen niet lijdzaam te moeten ondergaan die naar een onaangepaste jurisprudentie zouden leiden. Jurisprudentie die uiteraard digitaal moet zijn. Hoe kan men bijvoorbeeld bij ons nog toegeven dat slechts 0,47% (11) van de juridisch beslissingen online beschikbaar is op Jurdat, het referentieportaal van het land?

Het geval van Estland is interessant, maar er blijven drie kafkaiaanse dilemma`s.

1. De wet is de facto reactief. Zij baseert zich op gekende situaties. Hoe kan men dan, op vlak van AI, "ruim van tevoren anticiperen op de gevolgen", zoals Stephen Hawking onlangs vroeg, om proactief te reguleren?

2. Het innovatieproces is sneller dan het wetgevend proces. Hoe kan men dan een historisch trage reguleringsaanpak aanpassen om een antwoord te bieden op de snelle technologische vorderingen?

3. Data circuleren op het internet zoals bootjes op de zee. Alles wat technologisch gebeurt, heeft transnationale implicaties. Toch blijven de staten proberen om te reguleren op basis van een staat, zelfs een continent. Hoe kan men dan AI efficiënt reguleren, waarvan de uitdagingen wereldwijd zijn, als er geen adequaat bestuursvermogen is?

Kan men, in het licht van deze dilemma`s, stellen dat de grenzen van het staatsrecht bereikt zijn met de uitdagingen die artificiële intelligentie stelt? Is het internationaal recht in staat om een afdoend kader te bieden? Zou men niet eerder een wereldwijde wetgeving moeten voorzien of bindende internationale akkoorden, zoals het klimaatakkoord van Parijs of de conventie van Genève? Het debat is geopend.

 

Een artikel geschreven door Denys Malengreau (Reputation 365)

Back to top button
Close
Close