In België wordt het idee dat men zijn persoonlijke gegevens deelt met de politie en zorgverleners, via connected toestellen, breed ondersteund door de bevolking. De mate van enthousiasme varieert echter naargelang de redenen voor het verzamelen van gegevens, de identiteit van degene die aan de basis ervan ligt, en de manier waarop deze gegevens gebruikt worden.

Dat is een van de conclusies uit het laatste onderzoek van Unisys Security Index, waarbij meer dan 1.000 Belgen ondervraagd werd om zo hun reactie tegenover veiligheidsproblemen te peilen, met name situaties rond nationale veiligheid, het Internet of Things en ransomware.

Ja aan connected assistentie, neen aan connected monitoring
Zo zou niet minder dan 80% van de Belgen positief staan tegenover de aanwezigheid van een knop op hun smartphone of slim uurwerk waarmee zij bij een noodgeval hun positie kunnen doorgeven aan de politie.

Daarentegen is er slechts 25% die aanvaardt dat de politie in staat zou zijn om de gegevens van zijn activity tracker te monitoren om zo op elk moment te kunnen weten waar hij zich bevindt.

Slechts één van de ondervraagde Belgen op vijf (19%) zou trouwens positief staan tegenover de toegang tot de gegevens van activity trackers door ziekteverzekeringsmaatschappijen die zo de klanten een premie of een beloning zouden kunnen toekennen voor hun gedrag.

"De Belgen verwelkomen de hulp en ondersteuning die het Internet of Things biedt, maar niet ten koste van een controleverlies. De Belgen willen zelf kunnen beslissen of zij al dan niet persoonlijke gegevens delen", besluit Rudolf De Schipper, Senior Project Manager bij Unisys België.

Wil het Internet of Things ingeburgerd raken, dan moeten de overheden, zorginstellingen, financiële instellingen en andere soorten bedrijven dus maatregelen nemen waardoor het grote publiek de waarborg heeft dat zijn persoonlijke gegevens, verzameld vanop IOT-toestellen, perfect beveiligd zijn en dat hun privacy beschermd is.